
Bij de derde foto is duidelijk het groei verschil tussen de jonge Koi te zien. In het koikwekerslatijn worden deze snelle groeiers ook wel Tobi Koi genoemd. De Tobi Koi worden bij voorkeur gescheiden van de rest om kanibalisme te voorkomen. Bij Gwenn is dit natuurlijk eenvoudiger dan bij de Japanse koikwekers, dit scheiden van de uitschieters gebeurt daar dan ook niet. In veel gevallen zijn dit trouwens lelijke vissen, bij een Kohaku-kweek vaak Benigoi en Shiro Muji. En als zo’n uitschieter dan eens redelijk tot goed gekleurd is, verliest de vis deze in veel gevallen in een later stadium van de groei. Gwenn heeft trouwens wel enkele van deze Benigoi aangehouden, waarvan de grotere. Hij is namelijk alleen fan van grote Benigoi van 70+, tsja wie niet?
Aan de foto hierboven te zien zijn de vissen al een stuk groter geworden en zijn de patronen duidelijk zichtbaar. 13 juli was het dan zover, de tweede sembetsu. Van deze selectie zijn hieronder twee Koi uitgelicht, de Koi op de linkerfoto was op dat moment 11 cm en de Koi rechts 13 cm.
Eén september heeft Gwenn de jonge Kohaku eens gemeten: 18 cm schoon aan de haak! Voor een Koi van drie maanden een respectabele lengte, welke gelijkwaardig is aan de Japanse kwekers. Op dit moment zijn er nog 90 stuks Kohaku jongbroed over, dit betekent dus dat Gwenn een hele zware selectie heeft toegepast. Binnenkort zal ik van Gwenn meer informatie en foto’s ontvangen van de derde sembetsu. Ik ben benieuwd, dan wordt het pas echt duidelijk of dit een succesvolle kweek is geweest.