Onlangs deed Dirck van Duivenbode, een collega, de boodschappen voor mij. Of althans, hij schonk mij een boodschappentas vol met oude Koimagazines. Geen KOI of Koiwijzer, maar het bleken allemaal buitenlandse bladen te zijn uit de periode 2003 tot 2009. Een flinke stapel, bestaande uit de Engelse bladen Koi Carp Magazine, Koi Keepers en de Engelstalige versie van het ZNA blad Nichirin, zorgt zo weer voor een leuke bron van informatie aangaande onze mooie hobby. In de mei 2004-uitgave van de Nichirin vond ik zo een artikel over het ontstaan van de Doitsu-goi. Zie hier een samenvatting van dat artikel, aangevuld met een paar voorbeelden van Doitsu-goi van nu.
Een stukje historie: Zoals bij de meesten wel bekend, komt de Japanse term Doitsu van de Duitse karper die we hier ook kennen als de spiegelkarper. De spiegelkarper werd in 1904 in Japan geïmporteerd om gekweekt te worden als consumptievis. Dr. Kichigoro Akiyama, docent op het Tokyo Visserij College, slaagde erin de spiegelkarper te kruisen met een Asagi–sanke waarbij een nieuwe variëteit Nishikigoi ontstond; de Shusui.
Hij had over zijn gehele rug een tattoo met een voorstelling van negen draken.
Het grote verschil met de “normale” Koi zit hem in de schubloze huid met de karakteristieke schubbenrij langs de rugvin. Deze schubbenrij alsook geschubdheid in het algemeen wordt in het Japans aangeduid met de term Koke Nami. Maar ook in de Doitsu-klasse is nog een verdeling te maken in types. Deze verdeling wordt getypeerd door de hoeveelheid en de plaatsing van de schubben. Heeft de Koi zeer weinig schubben op de rug en op de laterale lijn dan spreekt men van een Kawa-goi. Deze lijkt daarmee op de lederkarper. Lijkt de Koi meer op de spiegelkarper en heeft ie een volle rij schubben op de rug en op de laterale lijn dan spreekt men over Kagami-goi. Heeft de Koi grote losstaande schubben verspreid over het lichaam dan spreekt men over Ara-goi. Deze variant wordt niet gewaardeerd. De benaming van deze schubben zegt daarin al heel veel. Men noemt deze namelijk Muda goke waarbij Muda staat voor verspilling of overbodig.
Doitsu Kohaku: De pracht van de Kohaku zit hem in de helderheid van de witte ondergrond en de stabiliteit en de strakke aflijning van de hi-patronen. Bij de Doitsu variant is deze strakke aflijning nog belangrijker omdat de patronen direct op de huid zichtbaar zijn. Er is geen schubbendek dat eventuele kleine oneffenheden kan maskeren.

Er is geen schubbendek dat eventuele kleine oneffenheden kan maskeren.
Shusui:
De naam Shusui is opgebouwd uit twee termen. Shu betekent herfst en sui betekent jade-groen maar wordt soms ook gebruikt voor de blauwe gloed van water. De lichtblauwe onderhuidse gloed, vergelijkbaar met een heldere herfsthemel, wordt hoog gewaardeerd bij deze soort. Verder is een nette verdeling van de donkere schublijn langs de rugvin van belang.

Kumonryu: Dit is wellicht de bekendste en populairste Doitsugoi. De naam Kumonryu is afkomstig uit één van de bekendste Chinese romans. Shuihu Zhuan, in het Engels The Water Margin, werd al geschreven in de 14e eeuw en gaat over 108 bandieten die strijden voor de rechten van het volk. Eén van deze strijders was genaamd Kumonryu. Hij had over zijn gehele rug een tattoo met een voorstelling van negen draken. De Nishikigoi met de grote sierlijke sumi-patronen zou, vanwege de “gelijkenis” met de getatoeëerde rug, vernoemd zijn naar deze strijder.
