Laten we ons nu eens voorstellen dat we diezelfde vijver gaan bezetten met 11 koi. Zes vrouwtjes van 65 cm en vijf mannetjes van 50 cm. Dit komt volgens de formule van Fulton (K. faktor = 100 x gewicht in grammen: ( lengte in cm)³) overeen met een gewicht van 40,7 kg aan koi. Deze formule schat het gewicht van een koi naar mijn gevoel best hoog in, maar zo bouw je wat reserve in bij het ontwerp. Stel dat we uitgaan van een voedergift van 2% van het lichaamsgewicht per dag met een voeder dat 40% eiwit bevat.
“Circa 40% van het eiwit wordt door de vissen opgenomen voor groei, aanmaak van geslachtsproducten etc. De rest is dus ‘afval'”
Deel 1 van Hoe hard kan het gaan?! vind je hier.
Circa 40% van het eiwit wordt door de vissen opgenomen voor groei, aanmaak van geslachtsproducten etc. De rest is dus ‘afval’. Daarnaast ga ik uit van een basaalmetabolisme, waarbij 0,072 gram stikstof per kilogram aan koi per dag vrijkomt. Ik kom dan met mijn rekenmodel uit op een stikstofemissie van 21,7 gram stikstof per dag. Nu ga ik er voor het onrealistische gemak even van uit dat deze stikstofvracht dat wordt uitgescheiden door de vissen met name over een periode van 16 uur per dag zal vrijkomen. Enkele uren na het voeren is een ammoniumpiekje waarneembaar, maar voor het gemak deel ik dus de stikstofvracht van 21,7 gram door 16 uur, waarbij ik uitkom op een stikstofvracht van 1,36 gram per uur.
Indien je een in-line meting hebt, zoals bijvoorbeeld een Seneye, dan kun je uitgaan van de piekbelasting in stikstofvracht enkele uren na het voeren. Deze stikstofvracht dient in feite dus per uur naar het filter te worden gebracht. Nu willen we graag dat de waterkwaliteit op een acceptabel niveau blijft. We gaan uit van een vrije ammoniak waarde van 0,01 mg/l. Nu wordt er in warmer water met een hogere pH meer vrij ammoniak uit ammonium gevormd dan in koeler water bij een lagere ph. Bij een hogere watertemperatuur en pH zal het acceptabele ammonium stikstof gehalte dus lager zijn. Dit houdt in dat in zulke situaties meer water naar het filter zal moeten worden gepompt dan in situaties bij een lagere temperatuur en pH, waarin een hoger gehalte aan ammoniumstikstof acceptabel is.
“Let er altijd op dat je met dezelfde eenheden werkt. We gaan immers geen appels met peren vergelijken.”
Om het gewenste pompdebiet te bepalen bekijk ik aan de hand van de pH en de watertemperatuur welk gehalte aan ammoniumstikstof nog acceptabel is. Ik deel dan vervolgens mijn een stikstofvracht van 1,36 gram per uur door het acceptabele gehalte aan ammoniumstikstof in gram per liter. Let er altijd op dat je met dezelfde eenheden werkt. We gaan immers geen appels met peren vergelijken.
In grafiek 1 in heb ik voor ons rekenvijvertje van 50 m3 met 11 koi bij verschillende watertemperaturen en pH waarden de benodigde pompcapaciteit berekend om aan de drempelwaarde van 0,01 mg/l aan vrij ammoniak te kunnen voldoen. Ik ga ervan uit dat een filter 100% van de aangevoerde ammonium stikstof omzet naar nitraat.
Grafiek 1: benodigde pompcapaciteit van ons rekenvijvertje.Op basis van de berekeningen kunnen we concluderen dat er nogal een verschil te zien is in de benodigde pompcapaciteit. Voor een vijverontwerp ga ik altijd uit van de maximale temperatuur van circa 26 graden Celsius en tel ik vanwege fotosynthese circa 0,5 pH op bij de pH van m`n kraanwater. Stel het kraanwater heeft een pH van 8, dan ga ik uit van een pH van 8,5 bij 26 graden Celsius. Het aflezen van de grafiek geeft een benodigd debiet van circa 30 m3/ uur. Gedurende de winter zou ik de flow naar circa 10 m3/ uur terug kunnen schroeven bij 10 graden Celsius. Je zou in je ontwerp kunnen werken met frequentie geschakelde pompen, het uitschakelen van overbodige airlifts of het verwijderen van redundante pompen. Je zou in de winter op een pomp van 10 m3/ uur kunnen draaien en gedurende het voorjaar een 20 kuubs pomp bij kunnen plaatsen om aan je zomer debiet te kunnen voldoen.
Aan de hand van de vijverinhoud van 50 m3 en een benodigd zomerdebiet van 30 m3/uur kom ik uit op een benodigde ‘turn over rate’ van 1,67 uur, oftewel 1 uur en 40 minuten.
Je kunt je dus voorstellen dat je bij een verhoogde voedergift in de zomer, een hogere visbezetting, het voeren met een hoger eiwitgehalte, of juist voeren met minder efficiënt benut voer, meer water naar het filter zult moeten leiden. Hetzelfde geldt eigenlijk voor een filter die niet al het aangevoerde ammonium stikstof volledig omzet naar nitraat. Denk maar aan een opstartend filter. Om je streefwaarde te behouden zul je dus telkens meer water naar je filter moeten leiden. Aangezien dit in de praktijk nooit zal gebeuren, dien je dus het overschot aan niet omgezet stikstof middels waterwissels onder controle te houden.