Ook vanuit het Nederlandse komen zo nu en dan best goede Koi uit de klei. Dat zagen we reeds meermaals aan de hand van de kweek van oa Jos Aben en Gwenn. Maar ook dealer Jeroen van Keulen is een Neerlandse levensbrenger die het niet onverdienstelijk doet. Met twee grote binnenvijvers van ieder 100.000 liter water heeft hij goede indoor mogelijkheden om zijn kroost te laten bloeien onder gecontroleerde omstandigheden. Zo ook zijn persoonlijke tategoi, een Sansai Sanke van 50 cm…
Zoals je ziet op de foto mag deze Koi er beslist zijn. De foto laat goed het bodytype zien, maar ook de kwaliteit van het shiroji. Graag neem ik dit exemplaar stapsgewijs met je door. Je mag meteen wel opmerken dat het nog steeds een relatief slanke vis is. Te dun is dit exemplaar zeker niet; het geeft aan dat de vis de lengtegroei op dit moment in zijn ontwikkeling prevaleert boven het ontwikkelen va een brede bouw. Des te eerder een Koi begint echt breder te worden, zal dit ten koste gaan van de uiteindelijke lengte omdat een Koi zijn energie nu eenmaal maar enen keer kan aanwenden.
Als we kijken naar een detailopname van het hoofd van de Koi valt op dat deze mooi lang doorloopt tot aan de ogen die, zoals het hoort, mooi aan de zijkant staan en vooruit kijken. Kijken we naar de afmeting van de afstand tussen de ogen van de Koi, de zogeheten meheba, dan zien we dat dit, als inherent feit dat de ogen mooi aan de zijkant staan, mooi groot is, hetgeen de Koi een breed hoofd geeft. Bij jonge Koi zien we het liefst dat de afstand vanaf de mehebalijn tot aan de neus, even lang is als de meheba zelf, maar dat mag je bij een sansai niet meer verwachten. Wanneer een Koi groeit, wordt niet alleen de body, maar ook diens hoofd breder. De afstand van de ogen tot aan het neus blijft wel nagenoeg hetzelfde. Maar door het breder worden van het hoofd, lijkt deze nu optisch korter te zijn. Wanneer dit reeds bij een jonge vis het geval is, kun je ervan uitgaan dat deze op latere leeftijd een ‘stompe snoet’ zal ontwikkelen.
Bij het schoudergebied aangekomen springt toch wel het witste wit meteen in het oog. Kijken we naar de overige kleuren dan oogt het hi (rood) uiterst zacht. het sumi ziet er dicht uit, maar kan nog veel compacter. De blauwe schijn die er zeker aan de voorkant nog onder schijnt, Aoji genaamd, zal zich nog gaan openbaren tot volwaardig sumi zo is mijn verwachting waardoor het een mooie volle sumi-patch wordt wanneer het sumi bij verdere vervolwassening samentrekt. Pas wanneer dit ruige randje is verdwenen, zal deze ‘dame in de dop’ haar ware schoonheid tentoon spreiden.
‘Niet dat dit zozeer een genetisch probleem hoeft te zijn, maar optisch kun je aardig om de tuin worden geleid’
Dan een moeilijkheidje bij het sashi; We zien dat er een oranje gloed aan de voorzijde van de rode patronen ligt. Deze wordt veroorzaakt door een overlap van witte schubben over de rode heen dat wordt veroorzaakt doordat schubben van voren naar achteren groeien. De breedte van dit sashi varieert en is afhankelijk van het samenspel tussen de kwalitei van het rood, het shiroji en de groeipotentie. Ik zal hier later eens dieper op ingaan. Verder zien we op deze foto het breedste punt van de body liggen tussen de borstvinnen in. Dit is wat je wilt zien bij een Sanke, daar waar dit breedste punt bij een Showa doorgaans verder naar voren, net achter het hoofd ligt.
We zagen op de vorige foto al even de witte huid en de frisheid van het kleurendek op deze vis. Dit wordt versterkt door de zichtbare glinsteringen die hier en daar op de schubben liggen. Dit is geen Ginrin; het zijn zogenaamde irridoforen, die zich het beste laten uitleggen als receptoren voor glans in de huid. Ook op de volgende foto zien we ze in ruime getale aanwezig over de lengte van de rug. Dit verschijnsel zien we vaak bij Tosai, waarna ze langzaam verder in de opdikkende huid verzinken. Ook hier zien we weer aoji terug en zal het sumi naar mijn verwachting verder samen gaan trekken in de toekomst.
De ozutsu is het Japanse woord waarmee het staartdeel van de Koi wordt omvat. Dit deel van de Koi is belangrijk voor zowel kweker als jury op een show, hetgeen alleen al af valt te lezen aan de vele termen die hier betrekking op kunnen hebben. Dit is ook logisch, want wat is een prachtige vis nu met een iele of korte staart. Niet dat dit zozeer een genetisch probleem hoeft te zijn, maar optisch kun je aardig om de tuin worden geleid. We zien hier dat het rode patroon een dikke vier tot vijf schubben voor de inzet van de staartvin eindigd. Dit laat een brede strook van shiroji over hetgeen het einde van het staartstuk breder en langer doet lijken. Zou het patroon doorlopen tot aan de staartvin dan oogt dit op het totale plaatje als een wereld van verschil. Idealiter wordt ongeveer twee centimeter shiroji geambieerd. Dit noemen we de Ojime.
Zacht hi en een uitstekend shiroji worden gedragen op een prachtige huid. Alhoewel niet de snelste groeier heeft deze Sanke nog alles in zich om verder de lengte in te gaan en geeft het sashi en sumi hem de tijd om dit te doen en niet prematuur te finishen. Dat zijn de redenen die dit terecht de nr.1 tategoi Sanke van Van Keulen maken. Persoonlijk zag ik liever nog een groter roder patroon in het schoudergebied, maar het rode neusje maakt veel van die charme weer goed. We hopen deze vis te kunnen volgen en een volgende keer met jullie terug te kijken op diens vorderingen. Fantastisch dat dergelijke vissen in Nederland worden gekweekt en opgroeien. Succes!