De spijsvertering van de Cyprinus carpio: Van mond tot kont.
Voer is een veelbesproken onderwerp binnen de hobby. Opvallend feit is dat Koi, oftewel karpers, Cyprinus carpio, geen maag hebben. Alle roofvissen hebben wel een maag. Wat is nou het verschil is tussen het wel óf niet hebben van een maag? Om die vraag te beantwoorden duiken we in het spijsverteringsstelsel van onze geliefde vis.
Een karper valt onder de categorie omnivoor. Dit betekent: alleseter (dierlijk en plantaardig). De Relative Gut Length vertelt ons meer over de spijsvertering. De RGL-waarde staat voor verhouding “darm:lichaam”. Bij Koi is die waarde 2,04. Bij een forel maar 0,9. Echter is dit een roofvis (carnivoor) en heeft een maag. Vergelijken we de Koi met een vergelijkbare vijverbewoner zonder maag, de goudvis, met 5,15 als RGL-waarde, dan is de darm van de Koi eigenlijk vrij kort.
Vergeleken met roofvissen is de darm lang, maar vergeleken met de goudvis is de darm kort
Door het ontbreken van een maag, kan de karper het voer niet op slaan. Het krijgt daardoor niet lang de tijd om te verteren. Dit geeft de Koi weinig tijd om voedingsstoffen te onttrekken uit het opgenomen voedsel. De hoeveelheid voer in combinatie met de temperatuur bepaalt hoe lang het voer in het lichaam blijft. Bij teveel voer in de zomer komt het nagenoeg onverteerd weer uit de anus. Bij te veel voer in de winter kan het leiden tot gezondheidsproblemen, omdat het voer te lang in het spijsverteringsstelsel blijft zitten. De activiteit in de darmen is laag en het voer krijgt de kans te gaan rotten.
Ik begin even vooraan bij de mond. De mond van de Koi is relatief klein. Dit verhoogd de zuigkracht waarmee hij voeding naar binnen zuigt. Het voedsel passeert de keelholte en daarin bevinden zich keeltanden om te malen. Alles moet klein gemalen worden. Voedsel krijgt niet de tijd om uit elkaar te vallen. Na de tanden begint het darmstelsel. Het darmstelsel is op te delen in vier delen. Het begint met de slokdarm. Dit stuk is een kleine ‘bulb’. Een korte verdikking en deze wordt ook ten onrechte ook wel eens een maag genoemd.
De verdikking, voor de dunne darm, wordt ook wel ten onrechte een maag genoemd
Een maag behoort zuur te zijn (pH tussen 2 en 3). Zuur bevordert de vertering door voeding uit elkaar te laten vallen. De slokdarm is niet zuur. De slokdarm is gespierd en hier zitten een aantal smaakpapillen.
Het tweede deel is de dunne darm. De dunne darm is het langst van de vier delen. Deze zit in lussen in het lichaam. De galblaas is hier verbonden. De galblaas is de verbinding tussen darm en lever. Daarnaast ligt tussen de dunne darm de pancreas, wat wij ook wel alvleesklier noemen. Dit orgaan maakt voornamelijk enzymen aan. Vanwege het ontbreken van de zure omgeving werkt de vertering met enzymen. Enzymen helpen de Koi om belangrijke voedingsstoffen, of delen daarvan, uit het voer te trekken. De enzymen onttrekken de eiwitten, zetmeel (koolhydraten) en vetten uit het voer.
Deze voedingsstoffen kunnen daarna opgenomen worden door de lever. In de lever ontstaat het ammoniak, wat bij de kieuwen het lichaam verlaat, bij verdere verwerking van voornamelijk de eiwitten. De eiwitten zijn de bouwstenen om tot groei (of herstel) te komen. Dit proces kost energie en daar zijn de koolhydraten weer voor.
Eventuele andere belangrijke stoffen verlaten de darm direct via de darmwand. Dit zijn stoffen die enigszins eenvoudig direct in het bloed opgenomen kunnen worden. In de darmwand zitten ook nog spieren, om het voedsel te verplaatsen.
De eiwitten zijn de bouwstenen om tot groei te komen.
Deel drie is de dikke darm. Deze is maar iets dikker dan de dunne darm. Ook hier worden er nog voedingsstoffen onttrokken. Echter begint het vanaf hier wel meer op ontlasting te lijken. Ook het meeste slijm ontstaat hier.
Laatste deel is de cloaca. Hier verlaat de ontlasting het lichaam. Ook de urinebuis komt hier uit. Er komt vocht van de nieren, wat als urine het lichaam verlaat.
Bronnen:
http://www.fao.org/docrep/x5738e/x5738e02.htm#chapter 1. digestion in teleost fishes by L. S. Smith
Fish Nutrition in Aquaculture – S.S. de Silva, T.A. Anderson ISBN: 9780412550300
The Carp: Biology and Culture – R. Billard ISBN 1-85233-118-6