Sanke versus Showa
Vroegâh (zoals wij in Den Haag zeggen) kon je de beginnende hobbyist er snel uitpikken, wanneer deze Sanke en Showa door elkaar haalde. Een Showa had zwart op de kop en een Sanke niet. Zo simpel was het. Wist je dat niet, dan was je een Midori’tje. Tegenwoordig is het zelfs voor de gevorderde koiliefhebber soms moeilijk om het onderscheid te maken. Laten we maar eens kijken naar de verschillende aspecten die een Sanke een Sanke en een Showa een Showa zouden moeten maken, maar die nu stuk voor stuk aan het vervagen zijn.
De Tsubaki Sanke daarentegen is een Sanke met heel veel zwart
De Basis
Het meest wezenlijke verschil tussen de twee variëteiten is dat de Sanke een vis is met een witte basis (oorspronkelijk Kohaku x Shiro Bekko) en een Showa een vis met een zwarte basis (oorspronkelijk Ki Utsuri x Kohaku). Bij het bepalen met welke variëteit je te maken hebt, heb je niet zoveel aan deze informatie, tenzij de vis maximaal een paar weken oud is. Een Showa is bij de geboorte namelijk zwart (kuro) maar dit zwart trekt al snel weg, waarna het sumi pas veel later weer als “patroon” komt opzetten.
Zeker bij een (volwassen) Kindai Showa (een Showa waarbij veel van het zwart vervangen is door wit) is eigenlijk niet te zien dat deze vis een zwarte basis heeft. De Tsubaki Sanke daarentegen is een Sanke met heel veel zwart, waardoor je onterecht de conclusie zou kunnen trekken dat deze vis geen witte maar een zwarte basis heeft.
Een kwestie van vorm?

Een tweede verschil tussen Sanke en Showa is de vorm van het sumi patroon. Bij Showa komt dit normaliter van onder de lateraallijn en loopt als een soort bergtoppen door tot maximaal de (hoogte van) de rugvin. Het zwart “omklemt” als het ware het lichaam van de vis. Althans, bij de traditionele Showa (Kobayashi). Het sumi van Sanke is normaliter veel compacter en manifesteert zich gewoonlijk alleen boven de lateraallijn. Ook hier geldt echter dat dit bij Kindai Showa niet tot in veel mindere mate opgaat, terwijl bij Tsubaki Sanke ook grote sumigebieden voorkomen, die je eerder bij Showa zou verwachten.
Zwartkijken
Een derde onderscheid dat gemaakt kan worden is de kleur en glans van het sumi. Bij Sanke geeft dit idealiter het idee van natte hoogglansverf terwijl bij Showa eerder het idee ontstaat van “schoolbordenzwart”. Voor de jonge lezertjes: een schoolbord is een soort niet glimmende, grote Ipad die altijd uit staat en waar je met een krijtje op kunt tekenen. Een krijtje is een soort kalkachtige….ach laat ook eigenlijk maar. Maar ook dit onderscheid kan mank gaan, omdat er tegenwoordig ook Showa met glimmend sumi worden gekweekt (Atarashi Sumi) en niet bij alle Sanke het sumi glanst als natte verf (lees: het sumi van inferieure kwaliteit is).
Wegstrepen

“Streepjes in de borstvinnen bij Sanke en een zwarte aanzet van de borstvinnen bij Showa”, hoor ik u in gedachten bijna roepen. Echter, lang niet alle Showa hebben motoguro en lang niet alle Sanke tejima. Sterker nog, tegenwoordig worden Sanke zonder streepjes meer gewaardeerd dan met. Ook dit vierde potentiële onderscheid kan dus mank gaan.
Black Pete
Dan grijpen we maar terug naar de basis. Vroegâh was alles immers betâh. Een Sanke heeft géén zwart op de kop en een Showa wel. Mis! Recent zijn er Sanke geweest die dikke prijzen wonnen op koishows met kieuwdeksels zo zwart als de Zwarte Piet van weleer en zwemmen er ook Showa rond waar het zwart op de kop ontbreekt.
De enige vorm van zekerheid die je nog kunt halen is door de koi in de bek te kijken. Dat mag geloof ik niet bij paarden die je hebt gekregen, maar dat terzijde. Zie je zwart in de bek, dan heb je met Showa van doen. Zie je wit, dan ben je nog niets wijzer, want niet iedere Showa heeft zwart in de bek…

Om het tenslotte, als klap op de vuurpijl, nog moeilijker te maken kun je een probleem krijgen met de bepaling Sanke of Showa, als men deze bewust gaat kruisen met als doel het beste van twee werelden te verkrijgen. Van het nageslacht zullen er dan altijd enkele zijn die precies balanceren op het grensvlak tussen Sanke en Showa.

Genetica
Tot slot nog één opmerking. Ik hoor vaak het argument: “papa en mama zijn Showa, dus dit is ook een Showa”. Om twee redenen gaat die vlieger voor mij niet op. Ten eerste hebben we het bij Koi over variëteiten, niet over rassen. Bij een ras zijn de nakomelingen “gelijk” aan de ouderdieren, bij een variëteit is dat lang niet altijd het geval. Een variëteit wordt bepaald door een set van uiterlijke kenmerken, niet door genetica. Een tweede argument is dat de bencher op een show 99 van de 100 keer niet weet wie de ouderdieren zijn en het kan toch niet zo zijn dat de variëteit en showklasse dan niet mogen worden bepaald?