Viering van de verbeteraar van onze diagnose apparatuur
Vorige week was het dan zover, de 358e verjaardag van de bekende ‘gentlemen scientist’ Antoni van Leeuwenhoek. Meteen moest ik weer denken aan de serie van geweldige colleges die ik vijf jaar geleden heb mogen volgen aan de universiteit over de geschiedenis van de biologie, gegeven door dr Willem Halffman.
Waar een microscoop nu niet meer weg te denken valt in een laboratorium, werd een meer primitieve vorm van de hedendaagse modellen in de 17e eeuw gebruikt om leven te onderzoeken. In deze periode van de wetenschappelijke revolutie speelde het vraagstuk over het ontstaan van leven een grote rol. In deze periode werd de natuur naar het lab gebracht om onder gecontroleerde omstandigheden ondervraagd te worden met instrumenten. Door middel van notulering werden handelingen en observaties genotuleerd en reproduceerbaar gemaakt.

In deze periode had je de tijd van de ‘gentlemen scientists’. Mannen van vaak rijke komaf die zich op meerdere wetenschappelijke vlakken konden richten en vaak in elitaire wetenschappelijke genootschappen, zoals bijvoorbeeld de Royal Society, terecht kwamen om daar hun ideeën voor te leggen.
Een zo`n iemand was Antoni van Leeuwenhoek. Zoon van een mandenmaker, die tevens een handelaar en landmeter was. Hij gebruikte loepen om de kwaliteit van de stoffen die hij verhandelde te kunnen beoordelen. In zijn vrije tijd had hij een brede interesse binnen de wetenschappelijke velden van de natuurkunde, biologie en scheikunde.
De versie van van Leeuwenhoek bleek echter een veel sterkere vergroting te hebben
Alhoewel hij een één adem genoemd wordt met de uitvinding van de microscoop, waren het Robert Hooke en Jan Swammerdam die eerder al met microscopen werkten. De versie van van Leeuwenhoek bleek echter een veel sterkere vergroting te hebben. De van Leeuwenhoek vergrootte 480 x versus de Hooke microscoop die maar 30 x vergrootte. Antoni raakte geïnspireerd om met microscopen te gaan werken door het lezen van het werk: Micrographia, in 1665 geschreven door Robert Hooke. Robert was een man van mindere komaf en zeker geen ‘gentlemen scientist’ zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Toch maakte zijn werk genoeg indruk om toe te treden tot de Royal Society.

De microscoop van van Leeuwenhoek bestond uit niets anders dan een metalen plaatje met daarin een glazen rond geslepen lens met een brandpuntafstand van 1 mm. Dit betekent dat de observeerder 1 mm van de lens moet zijn verwijderd en dat het object ook 1 mm van de lens moet zijn verwijderd. Hij verbeterde zijn lenzen zelf door ze te slijpen.

Door zijn ijverige slijpwerkzaamheden kon hij met zijn microscoop dingen zien die zijn voorgangers over het hoofd zagen. Via de natuurkundige Reinier de Graaf kwam Antoni in contact met de Royal Society, waar hij in 1680 tot toetrad na een brief uit 1676 met daarin beschrijvingen over eencellige microscopisch kleine wezens. Hij werd in 1663 reeds geïntroduceerd. Er ging dus nogal wat tijd aan vooraf om ervoor te zorgen dat een stel afgevaardigden van de elitaire club met eigen ogen zagen wat wij nu als vanzelfsprekend en logisch zien. Wonderbaarlijk eigenlijk als je erover nadenkt.

Alhoewel de bacterie zijn grootste ontdekking was, deed hij er nog meer. Zo ontdekte hij in 1674 de rode bloedcellen en in 1682 het streeppatroon in spiervezels. In 1677 ontdekte van Leeuwenhoek zelfs spermacellen. Hij kreeg sperma via een professor uit Leiden van een man die aan gonorroe leed. Aangezien de zwemmers na een paar uur al gingen staken, kwam hij later aan gezond sperma (ja ja) en zag hij een boel gekrioel van zwemmers.
Het moeten ruige tijden geweest zijn.